REPORTAGE

 

Pieter Vliek
In acht jaar van hobbyist tot echte geitenprof

Het vlakke landschap van de Noordoostpolder, met zijn geuren van versgerooide uien en omgewerkte klei, brengt ons in een oerstemming, als we in Nagele de geitenboerderij van Pieter Vliek bereiken.
Een enthousiaste geitenboer, die op ecologische wijze van zijn hobby zijn beroep maakte.
Hij ontvangt ons gastvrij op een zonnige nazomermiddag, terwijl vertrekkende zwaluwen ons om het hoofd cirkelen.


Zo’n acht jaar geleden, vertelt Pieter, waagde hij de sprong. Hij verhuisde met zijn gezin en veertig Witte stamboekgeiten van Wierden naar de huidige locatie in Nagele. Zijn baan in het onderwijs gaf hij op. Een echte liefhebber, haast verslaafd aan zijn werk met de geiten en producten, denk je dan.
Al in Wierden verwerkte hij de geitenmelk tot zijn eigen producten.

Vanaf het begin dat Pieter geiten hield, had hij het gezondheidscertificaat voor CAE en CL. Inmiddels is zijn bedrijf ook nog eens aangemerkt als scrapie-onverdacht. Geen gezeur met ziektes, aldus Pieter Vliek. Een gezonde geitenstapel is de basis voor mijn kwalitatief hoogstaande producten.

Hij boert op een voormalig akkerbouwbedrijf, waar ook varkens gehouden werden. De varkensschuur werd door Vliek van binnen kaal gemaakt, er werden voerhekken in geplaatst en de eerste veertig geiten konden gestald worden.
Direct het eerste jaar kocht hij van Th. van Vuuren uit Oud-Alblas ook nog zo’n twintig stamboeklammeren, allemaal Dennis van de Kraayenhof-dochters, waarvan hij nu nog steeds meerdere fraaie exemplaren melkt in zijn koppel van 130 geiten en 35 lammeren.
 
De start in 1990 was moeizaam. Juist op dat moment ging de grootste afnemer van biologische producten failliet. Het eerste jaar heeft Pieter dan ook nog niet ecologisch geboerd.
Inmiddels heeft hij, omdat hij weinig grond in bezit heeft, contact met een ecologisch akkerbouwbedrijf, waar hij de mest, die eens in de vier weken met trekker en grasvork uit de geitenstal gehaald wordt, afzet.
Bij hetzelfde bedrijf neemt hij het ruwvoer af: een gras/klavermengsel, dat hijzelf bewerkt tot het in kuilvoerbalen geperst wordt.
Naast dit gras/klavermengsel, waarin opvallend hoog percentage klaver ontdekt kan worden, voert hij de geiten 1 tot maximaal 1,4 kg ecologische krachtvoerbrokken per dag, afhankelijk van het stadium van lactatie.

Op dit rantsoen haalt hij gemiddeld zo’n 900 kilogram melk per lactatie uit zijn geiten.
De helft van deze melk verwerkt hij tot verse producten als kwark, volle melk en yoghurt, die kant en klaar, verpakt voor de consument, rechtstreeks geleverd worden aan de groothandel.
De andere helft verwerkt Pieter tot feta, die ook consumentklaar verpakt wordt, en harde (Goudse) kazen van vijf kilo.

Omdat het jaar rond geleverd moet worden, is de spreiding in melkgift een must. Pieter lost dit op door half augustus de bok bij zijn veertig beste productiedieren (geselecteerd op lactatiewaarde) en de jaarlingen (zo’n 35) toe te laten. Als de eerste geit rits is, gaat de bok eruit. Bijna alle andere geiten blijken dan binnen een week rits te worden. Ze worden uit de hand gedekt. Arbeidsintensief, waardoor grote zekerheid.
Op deze manier bepaalt Pieter zelf binnen een koppel welke dieren door welke bok gedekt worden. Hij beslist deze keuze van de individuele dieren (via melkcontrole-overzichten van Fokwaarde+), naast het feit of de bok en de geit gehoornd, dan wel hoornloos zijn. Pieter fokt het liefst met gehoornde bokken.
Drie weken later wordt een jonge bok (dit jaar de zelfgefokte bok Willem 1, een Tsjeppenburster Jan-zoon uit Wilma 8, een van de Dennis van de Kraayenhof-dochters die hij als lam van Van Vuuren kocht, met een LW van 172) vrij gelaten bij de lammeren en dekt ze dan binnen drie weken.
De laatste koppel, zo’n veertig geiten, gaan weer drie weken later onder de bok.
Op deze manier komen er drie koppels geiten op verschillende momenten aan de melk en zijn de verse producten het hele jaar leverbaar.

Enthousiast vertelt Pieter, die ook nog eens liefhebberij in de fokkerij vindt, over de bokken waarmee hij fokte. Grote bokken met goed exterieur en vooral goede benen genieten bij hem de voorkeur.
Na enig nadenken merkt hij de bok Brilster Benito (AW94-702) aan als de beste bok waar hij tot nu toe mee fokte, terwijl Geert 16 (NA90-266) op een vlotte tweede plaats komt.
De vorige twee seizoenen fokte hij voornamelijk met Tsjeppenburster Jan, waarvan we later in de middag een aantal beste jaarlingen en lammeren te zien krijgen.
Inmiddels heeft Jan plaatsgemaakt voor Sweachmer Wybren, die samen met de zelfgefokte bok Nakala’s Jan 1, een Tsjeppenburster Jan-zoon uit 427 Elly (OZ94-427), de geiten zal dekken.
Selectie van de bokken op basis van fokwaardegegevens vindt Pieter nog dubieus, omdat door de geringe aantal nakomelingen op een zeer beperkt aantal bedrijven de fokwaardes voor bokken naar zijn mening niet erg betrouwbaar zijn. Alleen KI kan op dit punt verbetering geven. Het aantal bedrijven per bok zal, net als het aantal nakomelingen, toenemen wat de fokwaarde voor productie zienderogen betrouwbaarder maakt. Het zou ons voor verrassingen stellen …
Pieter geeft toe, in Wierden zijn Witte geiten eens met een Nubische bok gekruist te hebben. “Om de gehaltes omhoog te krijgen”, zegt hij. Hiervan heeft hij tien hele sterke geiten gemolken, die het erg goed deden. Vliek schrijft dit grotendeels toe aan het erosiseffect.
Het bezwaar waar hij tegenaan liep was, dat je na de F1 niets overhoudt; hij kon niet weg met de lammeren.

Over dit laatste heeft Pieter verder nooit te klagen gehad. Elk jaar houdt hij ongeveer 35 geitjes uit de eerst gedekte geiten zelf aan.
De eerste acht uur krijgen ze twee keer tweehonderd ml. biest, die via een aparte melkleiding opgevangen wordt, uit een speenfles.
Daarna gaan ze een dag in een verwarmde kist, waar ze goed leren drinken. Zes weken drinken de lammeren onbeperkt aan de lammerbar, waarna ze onverbiddelijk van de melk afgaan. Op dat moment nemen de geitjes al smakelijk ruwvoer en brokjes op.
De rest van de geitlammeren vindt steeds gretig aftrek binnen twee weken, zodra ze goed uit een speen kunnen drinken.
De bokjes verlaten na een week, als ze uit een bakje kunnen drinken, het bedrijf om afgemest te worden.
Voor de fokkerij houdt hij alleen op aanvraag bokjes aan.

De lammerperiode, is de meest arbeidsintensieve periode. Naast de zorg rond het aflammeren, gaan de normale werkzaamheden immers gewoon door.
Twee maal per dag worden de geiten gemolken in een 14-stands zij aan zij melkstal met 2 x 8 melkstellen. Het achtste stel zorgt ervoor dat alles net even iets efficiënter gaat; de taaie geiten houden zo de rest niet op.
Hiermee is Vliek twee maal daags zo’n anderhalf uur bezig.

Bij ons bezoek aan de geitenstal wordt bedrijfskleding aangetrokken. We lopen binnen in een stal, die opvallend proper is. Het is duidelijk dat hygiëne een grote rol speelt op het bedrijf van Vliek. Kiemgetallen van drie zijn niet zeldzaam in zijn melk.

De geiten komen vlot bij hem, en enkele geiten haalt hij uit de koppel, om trots het exterieur te laten zien.
     Bijvoorbeeld de eenjarige Tsjeppenburster Jan-dochter Lenie.
Deze prachtige geit, die even steil in de achterbenen is, laat een lactatiewaarde zien van 100.
In 200 dagen produceerde ze 560 kg melk met een vetpercentage van 3.81, en een eiwitgehalte van 2.96%.

Poseren voor een foto wil Pieter aanvankelijk niet, totdat hij deze geit aan de halsband heeft. Lachend laat hij hiermee zien een echte liefhebber te zijn.

We sluiten het bezoek af terwijl Pieter al weer klaarstaat om de geiten te voorzien van gras en klaverkuil.
Jaloers verlaten we de polder.
Pieter Vliek met Lenie aan de halsband
Theo van der Meer
"Geitenhouderij", oktober 1998

 

WWW.WITTEGEITEN.ORG